Arno van Roosmalen

' Grin and Bear it' (1)

brief aan Paul van der Eerden

Sinds enkele jaren ontmoeten wij elkaar min of meer beroepsmatig - jij kunstenaar ( " komp zo'n grote…ik bedoel"), en ik conservator in Museum Boijmans Van Beuningen. In de collectie, waar ik verantwoordelijk voor ben, zijn enkele van jou werken opgenomen. Oudere vooral. Een paar keer heb ik je atelier bezocht. Als ik het me goed herinner, ging het in elk van die gevallen om groepen tekeningen die je me wilde laten zien. Zoals bijvoorbeeld 365 Tekeningen/Drawings, het resultaat van je doelstelling om een jaar lang elke dag een tekening te produceren.
In 1995 werd het tentoongesteld in het Stedelijk Museum Amsterdam. In 1996 liet je me Blue Notes zien, een groep van achtentwintig tekeningen die je nu in Keulen tentoonstelt. 
Als gastcurator stelde je Sorti du Labyrinthe samen voor Centrum Beeldende Kunst/Villa Alckmaer in Rotterdam, een prachtige tentoonstelling met tekeningen van zogenaamde ' outsiders' , kunstenaars waarmee jij je sterk verwant voelt, zoals André  Thomkins,  Adalbert Trillhaase en Armand Simon.

Je werk fascineert me enorm. Juist door de ongrijpbaarheid ervan. Is dat ook niet waarom ' outsider art' zo genoemd wordt? Het laat zich niet of nauwelijks op zijn waarde beoordelen met behulp van de criteria die doorgaans gehanteerd worden binnen de traditionele kunstcontext. Bovendien wordt het door de makers zelden in het domein van de kunst gepositioneerd. Veel ' outsider art' ontstaat vanuit een ongereguleerde, soms manische drang om te verbeelden. Is 365 Tekeningen/Drawings een streng geformaliseerde, of, wanneer ik het boosaardig wil verwoorden, gemaniëreerde exponent van deze expressiedrang? Is het een poging om het ' outside' te annexeren?

Aan de hand van de Blue Notes wil ik proberen enige greep te krijgen op je werk. Het zal voornamelijk resulteren in vragen vrees ik.
De achtentwintig tekeningen die samen de Blue Notes vormen hebben op één na een identiek formaat: gewone A4-tjes. De meeste zijn op blanco vellen gemaakt, maar er zijn er ook op gelinieerd- of ruitjespapier. Soms heb je een tekening over of rond een alledaagse tekstnotities gemaakt, een reisverslagje, optelsom of e-mail adres. Alsof je datgene gebruikt heb om op te tekenen wat toevallig onder handbereik was. Dit kan ik op twee manieren interpreteren: het duidt op, of wil de indruk wekken van, een zekere mate van terloopsheid, maar het kan anderzijds ook het gevolg zijn van een overweldigende drang om iets onmiddellijk op papier te zetten.

Achtentwintig tekeningen met blauw als allesoverheersende kleur ( een ruim alfabet, referentie aan het schrift?). Vandaar de titel Blue Notes, aantekeningen in blauw. Jij weet ongetwijfeld dat ' blue note' ook een muzikale term is; de ' blue note' is de toon die een drieklank uit de gecanoniseerde muziekbeleving van de zuivere majeur- en mineurakkoorden trekt en deze voor velen uitgesproken vals maakt. In de jazz is hij veel gebruikt ( vandaar de identieke naam van het gerenommeerde platenlabel). Daar ging het vak om de juiste ' blue note' te plaatsen, zodat een logische overgang naar een volgend akkoord mogelijk werd.
Wanneer een gevoelsstemming met ' blue' wordt beschreven, dan is deze neerslachtig of hopeloos. Maar ' blue' betekent natuurlijk ook onfatsoenlijk ( vandaar de benaming voor de ' foute' noten) en meer specifiek: pornografisch. Denk maar aan ' Blue Movie'. Ik vind jou iemand die in het dagelijkse leven op een zodanige manier getuigt van zijn waardering voor goede regels, waardevolle gebruiken, traditie en fatsoen, dat een goed verstaander er een sterke liefhebberij van het tegenovergestelde in vermoedt. De titel Blue Notes refereert aan het afwijkende, het onacceptabele. En is dat niet juist wat wij altijd verdringen? Waarvoor we ons afsluiten?
We hebben samen wel eens gesproken over een impliciet thema in je werk, namelijk de onmogelijkheid om in het wezen van de ander door te dringen. Over het menselijke onvermogen tot werkelijke communicatie. Heeft dat zijn oorzaak in de verdringing van datgene wat wij zelf als aberratie ervaren, maar wat tegelijkertijd een wezenlijk bestanddeel van ons zelf vormt?

De Blue Notes zijn zeer afwisselend. Op enkele open bladen zijn de figuratieve en abstracte beeldelementen schijnbaar toevallig over het veld verstrooid. Andere bladen zijn helemaal vol getekend en door rechte lijnen verdeeld in afzonderlijke beeldvlakken waarin, zoals bij een stripverhaal ( de kadrering is zelfs zo radicaal dat hier en daar de associatie met filmstills wordt gewekt) afzonderlijke beeldruimte worden gecreëerd. Deze bladen worden afgewisseld met volledig abstracte vlakpatronen. 
Ik wil stilstaan bij een specifiek blad ( mag ik het nummer N°15 noemen?). Door middel van zware lijnen is het horizontaal en verticaal in drie gelijke afstanden verdeeld, zodat negen min of meer identieke beeldvlakjes ontstaan. Elk van die vlakken is met een achtergrondkleur dichtgezet. Hierop is een abstracte of figuratieve tekening aangebracht en die is in twee gevallen met een zacht zwart potlood weer bijna weggetekend. Een raamvertelling in negen delen, een beeldverhaal? Of zou ik het nog beter een verzameling emblemata noemen? Weliswaar waren de pagina's in de traditionele emblemataboeken gevuld met een prent én daarop betrekking hebbende tekst, maar elders in de Blue Notes is wel degelijk sprake van een dergelijke combinatie, zodat ik met betrekking tot dit specifieke blad de vergelijking niet mank wil laten gaan wegens het ter plaatse ontbreken van tekst.
In het vlak linksboven snijdt het kader het profiel van een mensenhoofd scherp af. Het oor is niet zichtbaar. Mond en oog zijn gesloten. Er is zelfs geen neusgat getekend. Het gezicht is volkomen afgesloten. De omgeving die in het beeldvlak zeer veel plaats inneemt, is helemaal leeg en benadrukt de ondoordringbaarheid van het gezicht.
Middenboven zie ik een hoofd ' en face' dat bijna het hele vlak vult. Voor dit hoofd, en precies binnen de contouren ervan, is een hand zichtbaar met de palm naar buiten, naar mij, de kijker, gericht. De lijnen in de handpalm lijken reminiscenties aan de gelaatstrekken die er achter schuilgaan. De handpalm werpt een schijnwerkelijkheid op. De hand verbergt en weert af.
De middelste rij beeldvlakken toont tweemaal een scène waarbij een arm tot boven de elleboog in een opengesperde mond geperst wordt. Links opnieuw een gezicht ' en profile'; rechts en zelfportret. Ik ' lees' de figuur van de kalende man met een geprononceerd, zwaar brilmontuur dat de ogen ' vervangt' en die regelmatig in je tekeningen opduikt namelijk steeds als jouw zelfportret.
De arm in de mond; het motief van de wrede, diepe penetratie komt steeds terug in je werk, in welke vorm dan ook: coïtaal, vinger/ vuist in oog, maar ook als doordringing van abstracte elementen. Juist in zijn wreedheid getuigt het van het wanhopig pogen om werkelijk door te dringen.
De onderste rij beeldvlakjes op het blad toont drie zowel figuratief, schematisch als abstract op te vatten ' voorstellingen'. Telkens heb je met het snijpunt van twee diagonale lijnen een verdwijnpunt gecreëerd: dit wordt door de uitwerking van de rest van de beeldvlakken zowel bevestigd als ontkracht. Tegelijkertijd wordt een perspectivische werking gesuggereerd én het platte vlak benadrukt. Misschien ga ik te ver wanneer ik suggereer dat hier op het zuiver formele vlak het dilemma van de wil tot en de onmogelijkheid van werkelijke doordringing gestalte krijgt.
Het centrale deel van dit blad is, naar mijn mening, het cruciale. Een naakte vrouw staat voorovergebogen en toont haar geslacht aan de kijker. Ze buigt echter zo ver voorover dat zij, tussen haar benen door, haar blijk op mij richt. Alsof zij zichzelf bekijkt in een spiegel. Ik, de kijker, ben als het ware de spiegel waarmee zij zichzelf kan bekijken. Maar ze onderzoekt ook mijn reactie. Als het er op aankomt ben ik echter weg, sla mijn ogen neer, kijk een andere kant op.
Ook de tekst, een anekdotisch gedicht, die je op het eerste blad hebt geschreven (2) doet een beroep op de kijker: je neemt mij als het ware terzijde om mij in goede ongecultiveerde spreektaal iets toe te voegen. Op papier staan onaffe zinnen, ongearticuleerde gedachten. Deze zijn niet geadresseerd aan de algemene lezer, maar eerder interne bespiegelingen die slechts aan een ' medeplichtige' luisteraar overgedragen kunnen worden.

Ken je het verschijnsel ' feedback'? Je houdt een microfoon voor de luidspreker waarop het geluid van de microfoon wordt weergegeven: een irritante pieptoon is het gevolg. Geluid dat eigenlijk geen externe informatie overdraagt, maar louter een versterking van de interne leegte van het systeem is.
De hierboven aangehaalde spiegelpaleisjes van mededeling en waarneming worden ook beheerst door ' feedback'. De ogen in veel van je tekeningen - ik lees ze als symbool voor de wederkeer van informatie, zender en ontvanger - zijn gaten, soms rond, een andere keer hoekig als de opening in de muur van een gebouw. De waarnemingen vloeien er doorheen, het innerlijk is onleesbaar. Ogen als abstracte openingen in een gelaat. Vanzelf refereert dit beeldmotief aan de ' primitieve' maskers waarvan je een groot liefhebber bent, maar ' there's more to it'.
De laatste Blue Note is een zelfportret. Op de plaats van de ogen zitten twee rechthoekige openingen. Zij hebben een eigen diepte, alsof het hoofd een dikke muur is,  maar zien uit op het oneindig blauw, het perspectivisch verdwijnpunt. De onmogelijkheid om werkelijk ' naar binnen te kijken', het verdrongene en ongeaccepteerde te leren kennen en daarmee het wezen van de ander, maakt deze Blue Notes tot ' blue notes'. Het is niet anders.

Wel Paul, het is allemaal verschrikkelijk en tegelijkertijd ook maar mijn interpretatie. '  Just grin and bear it', zou ik zeggen.

Veel groeten,

Arno

1  The Ruts: Grin and bear it, ( Virgin, 1980) De kernachtige ' blow in the face' methode van de punkrock lijkt me een 
   mooie parallel voor de directe, meedogenloze humor die jij in je werk tentoonspreidt.
2 " komp zo'n grote  ik bedoel  met zijn broek vol worst  komp ie naast me  zegt ie  hey white shit  hey little prick  ik 
    bang ik denk - niet denken  reageer zich af  moet zijn ei - ik bedoel  ook zij hebben last  hebben moeilijk"

Arno van Roosmalen in:
Blue Notes
edition, Stichting Blanco Rotterdam - Galerie Bernard Jordan Paris, 1998

© Arno van Roosmalen
1996 Blue Notes 15 potlood, kleurpotlood, 29.7x21 cm
Museum Boijmans Van Beuningen Stadscollectie