Elly Stegeman
Enigma
Wanneer Paul van der Eerden een hoofd tekent, dan is dat hoofd een wereld. Een hoofd in de vorm van een ei of een puistekop, zoals in De verontrustende muzen van Giorgio de Chirico. En een wereld als een duisternis die vele kiemen in zich bergt maar ook evenzo vele slagen om de arm houdt en zo de kijker verwart. Zijn tekeningen zijn als afspiegelingen van de menselijke geest. Ze ontstaan zonder vooropgezette bedoeling. Zo ontstaan, zoals in de recente tekeningen, bladen vol cryptische gedachtenotities, verzamelingen van bizarre gegevens, die zich aandienen als visuele raadsels. Soms stug en weerbarstig, dan weer teer en kwetsbaar.
Alhoewel de koppen bij Paul van der Eerden wat betreft de herkenbare zintuigen vaak weinig houvast bieden, is er een orgaan dat vaker een hoofdrol vervult: het oog, zoals in Diamantino!. Hierin doen twee handen een voorwerp balanceren op hun wijsvinger, respectievelijk een zwart bolletje en een diamantachtige zeshoek.
De eerste hand, primitief getekend en met zelfs een vinger teveel,
is omgeven door vibrerende lijnen: alsof het besef van de hachelijke onderneming en de hieruit voortkomende spanning de hand trillerig maakt. Die lijnen zijn in de andere hand, die veel harmonieuzer is, binnen de contouren getekend als tekens van innerlijke constitutie. Binnen de diamantvorm is een gezichtsvorm te ontdekken, met daarin een oog. De facetten van de diamant zijn als de poorten naar vele kamertjes en hebben ook wel iets van het cassetteplafond van de koepel van het Pantheon- het huis van alle goden. De straling, met warmgele verf aangezet, hangt hier als een aura omheen. De vraag wordt al in de tekening zelf gesteld: ' Que es suyo?' Spaans voor: welke is de zijne? Dat slaat op zowel hand als oog en wat het antwoord moet zijn is te zien aan het kopje rechtsonder in de hoek, met een diamant als oog.
De moderne mens die zijn bestaan in eigen handen nam ontdekte dat hij zich tot taak had gesteld om zichzelf steeds weer opnieuw te moeten ontdekken. Paul van der Eerden ziet de vele facetten daarvan en zet ze om in beelden die niet of ternauwernood benoembaar zijn. Ik heb eens ergens gelezen, ik weet niet meer wie het had gezegd, dat de mensen gevallen goden zijn die zich de hemelen herinneren. Dat zou voor de verbeelding een oneindige vrijheid impliceren, gelet op de rijkdom van de droom, de illusie en de werking van het onderbewuste. Maar Antonin Artaud, de dichter die als weinig anderen wist van de verstrengeling van illusie, waan en werkelijkheid, zei: ' We zijn niet vrij. En de hemel kan ons nog op het hoofd vallen.' Waarmee we weer terug zijn op de aarde, bij onze nachtmerries, zielkrochten en hersenspinsels. Van der Eerden is zich bewust van deze uitersten. Hij tekent er, ' zomaar wat', zo'n beetje tussenin.
Elly Stegeman in:
Wereld op Zolder
De Beyerd, Breda, 1994
© Elly Stegeman 1994